Puntgaaf
Kees Stip
Puntdichter Kees Stip liet een oeuvre van duizenden virtuoze korte gedichten achter, waarin vaak dieren en plaatsnamen figureerden. Kenner Ivo de Wijs maakte een ruime selectie.
Kees Stip (1913–2001) studeerde klassieke letteren en debuteerde als student in 1941 met ‘Dieuwertje Diekema’, een persiflage op ‘Maria Lécina’ van J.W.F. Werumeus Buning, die anoniem en illegaal verspreid werd. Het was het begin van een grote carrière als puntdichter, met duizenden virtuoze korte gedichten, waarin vaak dieren en plaatsnamen figureerden.
Na de oorlog was hij werkzaam voor onder meer de Volkskrant en NRC Handelsblad, en was hij redacteur van het Polygoonbioscoopjournaal. Bovendien was Stip actief als scenarioschrijver van voorlichtingsfilms voor de Rijksvoorlichtingsdienst en schreef hij teksten voor de radio en de reclame.
In 1951 begon hij voor de Volkskrant nonsensicale dierenverzen te schrijven onder het aan Multatuli ontleende pseudoniem Trijntje Fop. Deze gedichten werden samengebracht in De dierkundige dichtoefeningen van Trijntje Fop (1955), Beestachtigheden (1956), Ezelsoor (1957) en De peperbek (1966). Hij schreef daarnaast nogal wat maatschappijkritische sonnetten, onder andere gebundeld in Een kind met kikkerpoten (1987).
Uit zijn immense oeuvre maakte groot liefhebber en kenner Ivo de Wijs, bijgestaan door Jaap Bakker, een ruime selectie voor de reeks Gedundrukt, onder de titel Puntgaaf.